Net als bij alle zoogdieren, is het immuunsysteem van jonge veulens nog niet goed ontwikkeld op het moment van de geboorte. Bij veel zoogdieren laat de placenta van het moederdier alvast wat antistoffen door, bij paarden gebeurt dit niet. Een veulen is dus volledig afhankelijk van de biest om aan antistoffen te komen. Biest is de melk die een merrie produceert net na de geboorte. Hier zitten de belangrijkste antistoffen in. Het is daarom heel belangrijk dat een veulen zo snel mogelijk, maar ook juist voldoende biest opneemt. Veulens die onvoldoende biest opnemen, lopen grotere kans om ziek te worden.
Hoe werkt het immuunsysteem bij een veulen?
Het immuunsysteem is een complex systeem wat erop gebaseerd is om indringers tegen te gaan. Veel verschillende soorten cellen en mechanismen spelen hierin een rol. Het gaat te diep om dat hier allemaal te behandelen, daarom zal alleen de grote lijn behandeld worden.
Als een volwassen dier (of mens) in aanraking komt met ziekteverwekkers, wordt het immuunsysteem geactiveerd. Het immuunsysteem reageert hierop door antistoffen te maken. Dit zijn stoffen die werken tegen (anti) de verwekker en zijn dus heel erg specifiek. Het maken van die antistoffen gebeurt pas als het immuunsysteem in aanraking komt met die verwekker. Gelukkig zit het immuunsysteem overal in het lichaam, niet alleen in de huid, maar bijvoorbeeld ook in het bloed en in de neus en longen. De eerste keer dat het immuunsysteem in aanraking komt met een verwekker, duurt het wat langer voordat er antistoffen gemaakt zijn. Zodra er eenmaal antistoffen tegen een verwekker gemaakt zijn, zal het immuunsysteem dit onthouden. Iedere volgende keer dat het lichaam weer in contact komt met die specifieke verwekker, reageert het immuunsysteem. Dit gebeurt steeds sneller en effectiever. Tenzij het immuunsysteem langere tijd niet meer in aanraking komt met die specifieke verwekker, het vergeet dan hoe de antistoffen gemaakt moeten worden en zal dus het hele proces weer opnieuw moeten doorlopen.
Jonge dieren daarentegen hebben een nog niet zo goed ontwikkeld immuunsysteem. Bij hen duurt het veel langer voordat er antistoffen gemaakt worden en er worden vaak te weinig antistoffen gemaakt. Veel dieren worden geboren met een aantal verschillende antistoffen die het van de moeder meekrijgt. Daarnaast krijgt het nog verschillende andere antistoffen via de melk. Veulens zijn volledig afhankelijk van de melk om antistoffen binnen te krijgen. Deze antistoffen zijn heel belangrijk voor het dier om het eigen immuunsysteem te helpen alle nieuwe indringers tegen te gaan.
Waarom is biest bij een veulen zo belangrijk?
Zoals gezegd krijgt een veulen geen antistoffen mee als het geboren wordt en is het afhankelijk van de antistoffen in de moedermelk. De hoeveelheid antistoffen in de moedermelk is alleen de eerste 24 uur voldoende hoog om het veulen te ondersteunen, daarna nemen ze af. Daarnaast is het zo dat de darmwand van een veulen steeds minder goed in staat is om de antistoffen op te nemen. Om ervoor te zorgen dat een veulen voldoende antistoffen binnenkrijgt, is het noodzakelijk dat het in de eerste 24 uur van het leven ten minste 2 liter biest opneemt. Biest is de eerste melk die een merrie produceert na de geboorte en bevat de hoogste concentratie antistoffen. De eerste 6 tot 8 uur is het belangrijkst. Na 24 uur ‘sluit’ de darmwand en is het niet meer mogelijk voor het veulen om antistoffen op te nemen uit de melk. Het is heel belangrijk om biest niet verloren te laten gaan. Als het veulen niet bij de merrie wil drinken, kan de merrie het beste gemolken worden, waarna de melk bewaard wordt.
Wanneer is het immuunsysteem van een veulen goed ontwikkeld?
Het duurt daarna nog ongeveer 6 maanden voordat het immuunsysteem van een veulen optimaal ontwikkeld is. Vanaf dan is het veulen pas in staat om zelf vlot antistoffen aan te maken. Voor die tijd zijn ze grotendeels afhankelijk van de antistoffen die ze in het begin van hun leven opgenomen hebben.
Wat zijn de oorzaken voor te weinig antistoffen bij veulens?
Een deel van de redenen waardoor een veulen te weinig antistoffen binnenkrijgt, ligt bij het veulen. Maar ook de merrie en de omstandigheden spelen een belangrijke rol.
Als een veulen niet snel genoeg aan drinken toekomt, zal het te weinig antistoffen binnenkrijgen. Dit kan gebeuren doordat het veulen ziek, slap of erg groot is. Een afwijkende bouw, niet op tijd op kunnen staan, een zware geboorte en afgeleid worden (door bijvoorbeeld mensen) kunnen ook redenen zijn om niet snel genoeg aan drinken toe te komen. Ook een meconiumverstopping kan ertoe leiden dat een veulen bezig is met persen en hierdoor niet op tijd toekomt aan drinken.
Bij merries kan er sprake zijn van problemen met de kwaliteit van de biest (bijvoorbeeld door een uierontsteking of zwakte bij de merrie). Een veel voorkomend probleem is dat de merrie vlak vóór de geboorte teveel melk verliest, waardoor er na de geboorte alleen nog maar gewone melk geproduceerd wordt en geen biest meer. Er kunnen ook problemen zijn waardoor de merrie het veulen niet laat drinken. Pijn is daarbij een hele belangrijke oorzaak en wordt vaak gezien bij een uierontsteking. Ook een samentrekkende baarmoeder kan ervoor zorgen dat de merrie niet genoeg op het veulen let en ze staat dan te weinig stil om het veulen te laten drinken. Ook onervaren merries kunnen voor problemen zorgen, soms lopen deze merries alleen maar achter het veulen aan. Hierdoor krijg het veulen niet de kans om bij de moeder te drinken. Ook kan het gebeuren dat de merrie geen biest heeft of kort na de geboorte overleden is.
Een te drukke omgeving tijdens de geboorte en een te gladde vloer zijn omstandigheden waardoor er te weinig biest opgenomen kan worden. Een drukke omgeving zorgt voor afleiding terwijl een te gladde vloer ervoor zorgt dat het veulen moeite heeft met opstaan.
Wat zijn de verschijnselen van te weinig antistoffen bij veulens?
Veulens met te weinig antistoffen zullen vaak en snel ziek worden. Vaak zijn dit ontstekingen aan bijvoorbeeld de navel, longen of gewrichten, maar ook diarree komt regelmatig voor. Veulens met te weinig antistoffen zullen eerder zeer ernstige ontstekingen krijgen waardoor ze slap worden, koorts krijgen, niet meer willen drinken en uiteindelijk overlijden. Vanaf 18 uur na de geboorte van je veulen kan de dierenarts door middel van een bloedonderzoek vaststellen of het veulen voldoende biest heeft opgenomen.
Hoe wordt het een tekort aan antistoffen bij het veulen behandeld?
De meest effectieve behandeling is het toedienen van antistoffen. De manier waarop dit moet en kan gebeuren, is afhankelijk van de leeftijd van het veulen. Als binnen 18 uur na de geboorte al bekend is dat het veulen te weinig biest heeft opgenomen (doordat het te weinig gedronken heeft of de merrie is overleden), kunnen er antistoffen via een maagsonde gegeven worden. De darmwand kan op dit moment nog antistoffen opnemen. De vloeistoffen die toegediend kunnen worden zijn; biest van een andere merrie, kunstbiest of plasma (bloed zonder bloedcellen) van een ander paard.
Na 18 uur heeft het toedienen van antistoffen via de maag geen zin meer. De darm kan dan niet meer voldoende antistoffen opnemen. Op dit moment is het alleen nog maar mogelijk om de antistoffen direct in de bloedbaan van het veulen te brengen. Dit kan door middel van een infuus.